Interview in ‘Verzin’ over Plot, Tijd, Ruimte: ‘Veelvraat van verhalen’

Voor het Vlaamse schrijftijdschrift Verzin interviewde Harmen van der Meulen mij over de drie schrijfboeken die onlangs in de serie ‘De Gereedschapskist’ van de Schrijfbibliotheek Atlas-Contact uitkwamen: Plot, Tijd en Ruimte. Daarbij ging het vooral over Plot en het aloude vak van verhalen vertellen. Citaat: ‘Dat is wat ik in Plot beschrijf: de structuur van verhalen blijft toch meestal dat je een personage hebt dat iets graag wil, maar daar in wordt belemmerd. En dan moet hij dat zien op te lossen. Dat was al zo in de tijd van Homerus en dat is nog steeds zo.’ Ik blijk een veelvraat te zijn, naar eigen zeggen.

 

Hieronder de gehele tekst:

Louis Stiller (Groningen, 1959) publiceerde zijn eerste schrijfboeken ruim dertig jaar geleden. Sinds Schrijven met WordPerfect en Schrijven met Microsoft Word in 1991 verschenen heeft hij alle ontwikkelingen in de schrijverswereld van nabij meegemaakt, onder meer als oprichter en hoofdredacteur van het Nederlandse tijdschrift Schrijven Magazine en de schrijfboekenreeks De Schrijfbibliotheek, bedenker van de website Schrijven Online en adviseur bij de oprichting van Creatief Schrijven vzw in België. Nu komt hij met een nieuwe serie schrijfboeken: De literaire gereedschapskist. Hoog tijd voor een gesprek.

Voor Schrijven Magazine recenseerde jij zelf jarenlang schrijfboeken. Wat voegt deze nieuwe serie volgens jou toe aan wat er al is?

Voor de meeste schrijfboeken geldt dat ze maar uit één koker komen, verteld worden met maar één stem. Dus dan leer je toch een beetje te schrijven zoals die ene schrijver. En veel schrijfboeken lijken op elkaar: ze gaan allemaal een beetje over personage, een beetje over conflict, een beetje over perspectief, een beetje over spanning opwekken. Net op het punt dat ik denk: nu wordt het interessant, houden ze op. Deze reeks gaat per schrijftechniek echt de diepte in. Bijvoorbeeld in Tijd: hoe maak je tijdsprongen, hoe zet je een verhaal onder spanning, welke tijd kun je oproepen, hoe doe je dat? En voor ieder deel heb ik allerlei verschillende schrijvers geïnterviewd, uit verschillende genres, zodat je niet alles uit maar één koker krijgt. En niet alleen maar toptienschrijvers [zoals bijvoorbeeld Lize Spit, red.], maar ook onbekendere schrijvers.

De eerste drie delen – Plot, Tijd en Ruimte – zijn al verschenen, later volgen nog Personages, Scènes en Show-don’t-tell. Was het niet logischer geweest om er één boek van te maken? Een schrijver heeft toch alle gereedschappen nodig?

Ik wilde graag dat het compacte, laagdrempelige boekjes zouden worden. Het idee was: je moet het in een paar uurtjes kunnen lezen en dan ben je een heel stuk verder. En als het over tijd gaat, dan moet het ook alleen over tijd gaan. Als het over ruimte gaat, dan moet het alleen over ruimte gaan. De diepte in per onderwerp, maar niet té uitgebreid. Over tijd zou je ook een boek van 600 pagina’s kunnen schrijven, maar wie gaat dat lezen? In deze vorm blijft het behapbaar.

Je loopt al erg lang mee in de schrijfwereld. Wat zijn volgens jou de belangrijkste ontwikkelingen geweest voor schrijvers sinds jij begon? In deze serie verwijs je bijvoorbeeld niet alleen naar literatuur, maar ook naar films, series, podcasts en games.

Ja, dat is het belangrijkste verschil: dat je tegenwoordig zo ongelooflijk veel verschillende manieren hebt om je verhaal bij het publiek te krijgen. Tegenwoordig kan je er een luisterboek van maken of een podcast, je kunt het boek zelf uitgeven, of als epub bij Amazon of bij Bol.com of wat dan ook slijten, het is allemaal heel laagdrempelig. Dankzij de technologie hebben we het allemaal onder onze vingertoppen. Als jij een podcast wil maken start je je audioprogramma en gaat aan de slag. Waarbij het verschil in het schrijven is dat je goed moet weten hoe zo’n nieuw medium werkt. De basis van een podcast is geluid, dat werkt anders dan op papier. Verhalen worden op heel veel verschillende manieren verteld.

Nu heb je het vooral over de vertelvorm, maar hoe zit het met het vertellen zelf?

Daar is grappig genoeg niet zo veel aan veranderd. Dat is wat ik in Plot beschrijf: de structuur van verhalen blijft toch meestal dat je een personage hebt dat iets graag wil, maar daar in wordt belemmerd. En dan moet hij dat zien op te lossen. Dat was al zo in de tijd van Homerus en dat is nog steeds zo. Schrijvers hebben wel geëxperimenteerd met andersoortige verhalen, bijvoorbeeld Blokken van Bordewijk of Het leven een gebruiksaanwijzing van Georges Perec, maar dat is nooit echt groot geworden. In de kern blijven verhalen hetzelfde. Wat wel veranderd is, is dat je tegenwoordig meer aan de lezer kunt overlaten, want die heeft al zo veel gezien. Met twee of drie zinnen kan je een plek of persoon oproepen, de lezer vult zelf de rest wel in.

Je lijkt in verhalen geen onderscheid te maken tussen hoge en lage cultuur, je verwijst net zo lief naar Proust als naar Game of Thrones. Heb je daar een bedoeling mee?

Ik ben een veelvraat van verhalen; het kan mij niet obscuur, maar ook niet populair genoeg zijn. Je kunt veel leren van Proust of Virginia Woolf, maar ook van Lucinda Riley en Rambo 2. Het gaat erom: wat is een goed verhaal?

Een relatief recente verandering is dat er nu veel meer schrijfopleidingen zijn, zowel in Nederland als in België. Juich je dat toe?

Ja en nee. Ik heb het altijd heel raar gevonden dat je wel conservatoria en kunstvakopleidingen had, maar geen schrijfopleidingen. Alsof je schilderen wel kunt leren, maar schrijven niet. Tegelijkertijd is schrijven – verhalen vertellen – eigenlijk iets wat je zelf zou moeten kunnen leren. Dat kun je iets versnellen door naar zo’n school te gaan of door heel veel boeken te lezen, maar je eigen manier van vertellen ontwikkelen kost gewoon tijd. Anders is het gevaar dat je trucjes van anderen na gaat doen. Dat probeer ik ook te vermijden in mijn schrijfboeken: het moeten geen trucjes worden.

Tegelijkertijd staat in Plot wel een lijst van twintig zaken waar je als schrijver over moet nadenken ‘voordat je kunt gaan schrijven’. Vind je dat echt nodig?

Mijn algemene boodschap is vooral dat het heel veel tijd en teleurstellingen kan schelen als je van tevoren meer tijd neemt om over je verhaal en de uitwerking daarvan na te denken. Hoe verder je komt met dat nadenken, hoe minder je hoeft te herschrijven en hoe meer macht je hebt over het herschrijfproces. Als je halverwege bedenkt dat je verhaal in een andere tijd moet spelen, kun je een heel boek opnieuw gaan schrijven. En daarna heb je pas weer ruimte voor de andere verhaalaspecten. Hoe meer je zeker weet van tevoren, hoe meer ruimte je overhoudt in je hoofd tijdens het schrijven.

 

Dit bericht is geplaatst in Geen categorie. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *