Voor de Talkshow ‘Wad’nLand’ van Frans Huissen voor Omroep het Hogeland mag ik een serie gesproken columns maken. De eerste werd op 2 december j.l. uitgezonden, de tweede mag ik komende zondag, 22 december, live in de Huiskamer van Warffum komen voorlezen. (Publiek is welkom, vanaf 15 u.)
De eerste gesproken column ging – uiteraard – over gas, en natuurlijk over het verlengen van de gaswinning in gasveld Warffum, dat recht onder ons dorp loopt. De column is hier te beluisteren (vanaf minuut 35:50 maar de rest van de Podcast is ook zeer boeiend, met bijdragen van Jan Veldman, Anne May de Lijser en anderen).
Hier de tekst van de gesproken column:
“Een quizvraag: Wat heeft Willeke Alberti te maken met de Groningse gasbevingen?
Ga ik nu vertellen.
Afgelopen zaterdag kon je in ons dorp Warffum rondwandelen en fietsen, langs plekken waar gas werd gewonnen, waar gasbevingen waren geweest en waar versterkingen hadden plaatsgevonden. De Nederlands Aardolie Maatschappij, beter bekend onder de naam NAM, heeft in de zomer namelijk besloten om nogmaals acht jaar aardgas onder ons dorp weg te pompen. En zoals je op je klompen kunt aanvoelen: daar is het ministerie van Economische Zaken niet vies van. Inkomsten zijn nu eenmaal inkomsten. Minister Sophie Hermans kwam een paar weken geleden naar Warffum om met een delegatie uit het dorp te spreken, en daar zat ik ook bij. Nou ja, gesprek: wij vertelden dat we het totaal niet zagen zitten met die verlenging van die gaswinning en zij zei dat wij het goed hadden begrepen, wat er op het spel stond. Dat gingen we dus proberen uit te leggen, aan de rest van het dorp en de regio.
En zo liepen we en fietsten we daar, vorige week, langs de gescheurde huizen, de plekken waar de bevingen waren geweest – vijf in getal, twee nog heel recent – langs versterkte scholen en huizen en langs de plek waar het allemaal begon: de NAM-locatie. Meer dan honderd mensen waren er waaronder drie Kamerleden, Statenleden, Raadsleden, de burgemeester en een handvol journalisten. Toen het na afloop tijd was voor wat vragen en antwoorden kwam er ineens een verhaal uit een onverwachte hoek. Namelijk van mijn grote vriendin Annie. Een bekende Warffumer die met haar scootmobiel werkelijk overal bij aanwezig is: van de voetbalwedstrijden tot de zaterdagse Thuistafel in onze Huiskamer van Warffum. Annie is een BW’er: een Bekende Warffumer. En Annie vertelde dat vrienden uit het westen tegen haar hadden gezegd: ‘Waarom willen jullie dat gasveld toch dicht hebben? Je wilt toch ook niet in de kou zitten?’
Dat ken ik wel, en jullie waarschijnlijk ook, deze houding van mensen die niet in het noorden wonen. Jullie hebben toch je zin gehad? De gasvelden zijn gesloten. En jullie worden ruim gecompenseerd. Nieuwe woningen, tienduizend euro hier, veertigduizend euro daar: het houdt maar niet op met al die kadootjes. Logisch dus, dat vrienden van Annie haar de vraag voorleggen dat zij toch ook niet in de kou wil staan. Annie’s woord was even kordaat: ‘Als jij ook in een gescheurd huis wil wonen, graag!’
Want Annie’s huis is gescheurd. De schoorsteen is gescheurd. Al jaren. Maar ze krijgt het niet voor elkaar om de NAM, het Centrum voor Veilig Wonen en het IMG ervan te overtuigen dat dat door de bevingen komt. Zettingsschade, noemen ze het. Eigen risico dus. Maar het geld om het zelf te repareren heeft Annie niet. Want het is nogal een flinke, dure klus, zo’n schoorsteen goed repareren. En dus zit Annie nog altijd met een lekkende schoorsteen, waardoor de druppels door haar plafond heen komen.
Willeke Alberti. Ik kom er zo op.
Want Annie’s verhaal maakt maar weer eens duidelijk hoe groot de verschillen zijn tussen ons, in het noorden, en zij, in het Westen. Nou kom ik daar zelf ook regelmatig, in het Wilde Westen. En in het oosten. En in het zuiden. En wat ik heb gemerkt is dat er weinig historisch besef is over wat de gaswinning heeft gekost en wat het heeft opgeleverd.
Want aardgas bleek in het verleden keer op keer de redding voor Nederland, zoals ik zelf concludeerde toen ik het boek Gasland schreef in 2018. Dat gebeurde tijdens de oliecrisis, tijdens de recessie van de jaren tachtig en ook daarna. Aardgas was een soort onuitputtelijke geldbuidel, waardoor Nederland nooit echt in de problemen kwam, zoals Engeland in de jaren zeventig, op de rand van de armoede, en Denemarken, dat in 1973 bijna bankroet ging toen de oliecrisis zich aandiende. Zoals Nout Wellink, president van de Nederlandse Bank, in zijn boek Lessen uit het verleden schreef: ‘Op de momenten dat de Nederlandse begroting zwaar werd getroffen door de recessies die uit de oliecrisis voortvloeiden, bood zich bijna tegelijkertijd een niet onbelangrijk soelaas aan in de vorm van extra aardgasrevenuen.
Aardgaswinning werd een soort parachute: in moeilijke tijden kon je altijd de gaskraan opendraaien om de staatsfinanciën aan te zuiveren. Dat deed Den Uyl begin jaren zeventig bij de eerste oliecrisis en dat deed Van Agt bij de tweede, eind jaren zeventig. En precies hetzelfde gebeurde bij Lubbers in het midden van de jaren tachtig. Dat aanzuiveren met aardgasbaten gebeurde zelfs nog onder Rutte, in het staartje van de kredietcrisis, toen het ministerie van Economische Zaken in 2013, na de beving van Huizinge, de kraan niet dichtdraaide, zoals de adviseurs van het Staatstoezicht op de Mijnen hadden geadviseerd, maar hem nog iets verder opendraaiden. Als je de grafieken van de gasproductie naast die van de overheidsfinanciën legt, dan zie je een opmerkelijke overeenkomst in lijnvoering: hoe zwaarder de crisis, hoe groter de gasproductie.
Die parachute had uiteindelijk wel een prijs. Want nooit hoefden premiers in Nederland écht in te grijpen. Altijd was immers een zachte aardgaslanding mogelijk. ‘De ernst van de budgettaire situatie werd tijdelijk versluierd’, schreef Wellink. ‘Het wezenlijke probleem van de plotsklaps rijkelijk binnenstromende gasbaten was, dat voorkomen werd dat de traditionele waarschuwingssignalen […] meteen op rood sprongen.’
En dat is de les die al die mensen in het Westen wel eens vergeten. Nou ja, eens: vrijwel altijd. Dat gas uit Groningen Nederland tot een van de rijkste landen ter wereld heeft gemaakt. En er voor gezorgd heeft dat we in Nederland nooit echt diep hebben hoeven bezuinigen.
En nou kom ik Willeke Alberti. Want die zong in 1993 een lied dat mij altijd is bijgebleven en dat verhaalt van een zekere ‘Ome Jan’.
Mijn moeder had een broertje, dat was mijn ome Jan
En elke zondagmiddag kwam die altijd effe an
Hij hield niet van familie, van kind’ren hield ‘ie wel
Hij bleef z’n hele leven ’n echte vrijgezel.
Die Ome Jan is een soort suikeroom die volgens Wikipedia ‘niet veel uitvoert, maar toch goed bij kas zit’. Om Wikipedia verder te citeren: ‘Hij gaat met het gezin op vakantie en betaalt alle onkosten. Volgens het refrein vraagt niemand zich af waar ome Jan het geld vandaan haalde.’
Dat refrein is kostelijk:
Want we gingen op vakantie van het geld van ome Jan
En niemand leek te weten hoe die aan die centen kwam
Dat kon ons weinig schelen dus we namen het ervan
Niks te klagen
Niet naar vragen
Wat hebben we plezier gehad van ome Jan z’n geld
En daarom was ook iedereen enorm op hem gesteld
En waar hij ’t vandaan had heeft nog niemand ons verteld
O die lieve ome Jan!
Lange tijd heb ik me het hoofd gebroken over dit lied en deze tekst. Wie was toch die Ome Jan? Wat voor verhaal stak achter deze tekst van Jeroen Englebert en Pim Koopman? Was die Ome Jan een soort maffiafiguur, een man met een duistere achtergrond of was het een symbool voor vadertje Staat?
Maar sinds zaterdag weet ik het. Het is de NAM. De NAM die ervoor zorgde dat we allemaal op vakantie konden blijven gaan, ook in de zwaarste economische crises. ‘Niks te klagen / Niet naar vragen.’De NAM die elke keer weer de ministers van Economische Zaken uit de problemen hielp. ‘Niks te klagen. Niet naar vragen.’
Maar waar haalde de NAM dat geld vandaan? En wie moesten daarvoor boeten – jarenlang?
Nee, nee, niet naar vragen. Niks te klagen.
(Tadadadada dadadada – neuriet mee met Ome Jan)”